(Ode aan Toon Tellegen*)

Op een namiddag zat de eekhoorn in de schemering van zijn kamer diep na te denken. Zo diep dat hij in zijn gedachten was gevallen en niet hoorde dat de mier al drie keer op zijn deur had geklopt. Uiteindelijk kwam de mier maar gewoon binnen, en omdat de eekhoorn hem geen stroop aanbood, pakte hij het zelf.
Het is weer zo laat, dacht de mier. Gelukkig maar dat ik langs kom.
De mier was de enige die de eekhoorn uit zijn gedachten kon trekken.
“Waar pieker je over, eekhoorn?” vroeg de mier, terwijl hij het laatste restje stroop uit de pot likte en twijfelde of hij nog een pot zou nemen.
Nu pas keek de eekhoorn de mier aan. “Weet jij waar wij vandaan komen?” vroeg hij.
“Jazeker”, antwoordde de mier. “En het is goed dat je dat mij vraagt, want ik ben de enige die het weet.” Na deze woorden liet de mier een korte, plechtige stilte vallen en toen zei hij gewichtig: “Iemand heeft ons bedacht.”
“O ja?” vroeg de eekhoorn verbaasd.
“Ja”, antwoordde de mier beslist.
“Wie dan?”
“Een oude wijze mier met een heel groot hoofd waar wij allemaal in passen”, antwoordde de mier. Hij rechtte zijn rug. “De Opper-Mier.”
“Weet je het zeker?” vroeg de eekhoorn. 
“Heel zeker”, antwoordde de mier.
“Maar zou het geen Opper-Olifant kunnen zijn? Of een Opper-Nijlpaard? Die hebben pas echt een groot hoofd.”
“Heb jij wel eens gemerkt dat het in het hoofd van de olifant een drukte van belang is?” vroeg de mier geïrriteerd en met een diepe zucht.
“Nee”, antwoordde de eekhoorn.
“Of in dat van het nijlpaard?”
“Nee.”
“Of dat zelfs de beer maar aan iets anders dan honingtaart kan denken?”
“Ook niet.”
“Nou dan”, zei de mier. 

Dat klinkt logisch, dacht de eekhoorn nadat de mier was vertrokken, maar toch is het dat niet. Een bedenker met een groot hoofd kon in geen geval een mier zijn.
Misschien weet de mier niet dat zijn hoofd zo klein is, dacht de eekhoorn. Misschien weet de mier niet alles, maar bijna alles. En weet de mier dat niet.
Net toen zijn gedachten opnieuw zo diep zonken dat zijn kopje erin onder dreigde te gaan, voelde de eekhoorn hoe zijn hart een sprong maakte. En daarna nog een. Het maakte steeds grotere sprongen om tenslotte uit te monden in een supersprong.
Natuurlijk! dacht de eekhoorn verrukt en hij sprong, samen met zijn hart, uit zijn stoel. Dat was het! Het bos en alle dieren kwamen niet uit een groot hoofd, maar uit een groot hart!
Hij ging voor de spiegel staan, rechtte zijn rug en streek trots zijn voorname staart glad.
“Het reuze hart van de Opper-Eekhoorn”, sprak hij plechtig tegen zijn spiegelbeeld.
Hij wist het zeker. Nog nooit eerder had hij iets zo zeker geweten. Het was een bijzonder prettig gevoel. Hij besloot voortaan, net als de mier, alles zeker te weten.
Van denken en twijfelen word je alleen maar moe, concludeerde hij. 

Maar net voordat de eekhoorn die avond heel tevreden met een leeg hoofd en een groot hart in slaap viel, dacht hij per ongeluk toch nog wat.
Ik kan de mier beter niet over het reuze hart van de Opper-Eekhoorn vertellen, dacht hij. Dat zou hem maar onzeker maken en aan het denken zetten.

*Toon Tellegen (1941) schrijft proza en poëzie. Hij ontving vele literaire prijzen voor zijn werk. Ik ben dol op zijn dierenverhalen, waarvan hij er ontelbare schreef, voor zowel kinderen als volwassenen. Zijn verhalen zijn grappig en lichtvoetig, maar met een filosofische ernst. Een verslavende combinatie. Al jaren lees ik bij het ontbijt een dierenverhaal van Toon Tellegen. De dag begint op die manier altijd goed :-). 

Het bovenstaande verhaal is geïnspireerd op zijn verhalen en ik publiceer het met enige schroom. Ik pretendeer niet dat de kwaliteit ook maar enigszins in de buurt komt van die van Toon Tellegen zelf. 

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *