(10.) Hendrik Reuvekamp 12-01-1822 / 16-03-1885
Op 20 mei 1847 verlaat Hendrik Reuvekamp zijn ouderlijk huis boerderij Reuvekamp in Dieze om met Wilhelmina Wolters te trouwen. Wilhelmina is slechts één jaar jonger dan Hendrik en daarmee doorbreekt Hendrik de schijnbare familietraditie om met een veel jongere vrouw te trouwen. Hij gaat bij haar en haar beide ouders op boerderij ’t Werkel in Mastenbroek wonen en krijgt hierdoor een toekomst als landbouwer.

Ten tijde van Hendriks huwelijk in 1847 zijn Hendriks eigen ouders al overleden. Nadat ik dieper in de trouwdata van mijn stamvaders duik, ontdek ik dat er bij vier van de zeven bruiloften tussen 1713 en 1964 geen Reuvekamp-ouders meer aanwezig zijn. Die ouders hebben dus niet meegemaakt wat er van hun kinderen is geworden, en de kinderen uit die huwelijken hebben geen opa of oma Reuvekamp (of Wolthaar) gekend. Bij twee huwelijken is er nog een vader bij, maar alleen bij mijn vader (in 1964) zijn beide ouders op de bruiloft aanwezig! 

Wilhelmina Wolters maakte dit prachtige borduurwerk toen ze 21 jaar was (1844).

Bedrijfsmatig weet Hendrik van aanpakken. Het ondernemerschap zit hem in het bloed en boerderij ’t Werkel barst al gauw uit zijn voegen. Maar schoonvader en patriarch Berend Wolters houdt de touwtjes stevig in handen. Hij is zuinig en behoudend van karakter, en wil niets van een verbouwing weten. Ook niet nadat het woonhuis te klein wordt met de geboorte van de eerste kinderen.

Wanneer Berend in 1859 op 83-jarige leeftijd overlijdt, grijpen Hendrik en Wilhelmina hun kans. Qua grondbezit is Hendrik een ‘grote boer’, maar die status valt niet af te lezen aan het bescheiden aantal stalraampjes van zijn kleine en deels houten boerderij. Hoog tijd dus om daar iets aan te veranderen. Hendrik en Wilhelmina beginnen met het verlengen van het achterhuis (de stal), waarbij de eerste steen wordt gelegd door hun destijds vijfjarige zoon Lucas (Luuks).

Het opschrift luidt: “De eerste steen gelegd door L.A. Reuvekamp den 15 mei 1859“.

In de 18e en 19e eeuw is de zeer vruchtbare Mastenbroekerpolder het belangrijkste veeteeltgebied van Salland. Er wonen dan ook relatief veel grote boeren. De agrarische bevolking wordt in die tijd verdeeld in grote en kleine boeren, keuters en dagloners. De grootte van de veestapel of het aantal paarden bepaalt tot welke groep je behoort. Een grote boer heeft tenminste tien koeien, een kleine vier tot negen en een keuterboer bezat er slechts twee of drie. Aan de grootte van de boerderijen kun je zien tot welke klasse iemand behoort. Hoe meer stalramen, hoe groter de boer.
In bestuurszaken van dijkdistricten en in dorps- en kerkelijke aangelegenheden hebben boeren meer zeggenschap dan keuters. Keuters leven op de rand van het bestaan en proberen vaak wat bij te verdienen door zich als dagloner te verhuren bij grotere boeren. 
Naast de zelfstandige boeren en keuters is er ook nog het werkvolk. Dit zijn de dagloners, knechten en meiden. De twee laatstgenoemden worden nog weer onderverdeeld in kleine en grote meid of knecht. Meiden en knechten zijn over het algemeen in vaste dienst bij een boer en wonen op de boerderij waar ze werken. Ze verdienen minder dan dagloners maar krijgen wel kost en inwoning. 

In een notitieboekje van Jan Reuvekamp uit 1838 staat een recept voor haarverf, om grijs of rood haar mee te kleuren.
Het Kamperlijntje in 1993.

Als belangrijke grondeigenaar in de polder Mastenbroek is Hendrik betrokken bij de plannen voor de aanleg van een spoorlijn tussen Zwolle en Kampen. Het Kamperlijntje wordt de kortste spoorlijn van Nederland. Hij doorkruist de Werkelallee, de toegangsweg tot boerderij ’t Werkel. Om ongelukken te voorkomen, krijgt Hendrik van de spoorwegen de opdracht om de spoorbomen altijd dicht te laten en alleen kort te openen om (met paard en wagen) te kunnen passeren. De boerenknecht heeft de taak om de slagbomen voor Hendrik te openen en te sluiten. Daar krijgt hij telkens een stuiver voor.
Ook Hendriks zoon Jans, zijn kleinzoon en achterkleinzoon (mijn vader) nemen de slagbomen heel serieus. Wie ze per ongeluk vergeet te sluiten, krijgt flink op zijn donder. In mijn jeugd in de jaren ’60-’70 ontstaat er een ‘olifantenpaadje’ langs de slagbomen, zodat we er niet telkens met onze fietsen onderdoor hoeven te kruipen. 

In 1864 wijst Hendrik de initiatiefnemers van de spoorlijn erop dat de aan- en afvoer van water in zijn sloten door de spoorbaan belemmerd zullen worden. Hij verzoekt om een aantal duikers van twintig centimeter in doorsnede en die krijgt hij ook.

Hendrik is ook degene die de voormalige grachten van kasteel Werkeren dempt. Hij gebruikt hiervoor zand van de heuvelachtige ‘Konijnenbelten’ te Voorst/Westenholte, het vroegere galgenveld bij kasteel Voorst

(Wordt vervolgd)

Bronnen:
– Braakman-Reuvekamp, M. (1988). Genealogie Reuvekamp. Zwolle: Uitgave in eigen beheer
– Stichting Promotie Archeologie (2005). Havezate Werkeren. De Heren van Werkeren en hun kasteel. Zwolle: Stichting Promotie Archeologie
– Met dank aan Bernard Reuvekamp voor de foto’s van de notitieboekjes uit 1836 en 1838.

In onderstaand veld kunt u zoeken op naam of trefwoord:

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *