De oorlogsjaren 1940-1945
Het dagelijks leven op de boerderij gaat ook tijdens de oorlogsjaren zoveel mogelijk door, maar er zijn geregeld angstige momenten voor Bernard en Lei. Het ergst zijn misschien wel de razzia’s, waarbij de Duitsers het hele erf uitkammen op zoek naar onderduikers, waarna ze vaak dieren, bruikbare goederen en etenswaren meenemen.
Vanaf het begin van de oorlog wonen er evacués uit Rotterdam bij Jans op ’t Werkel en bij Luuks op Oude-Wetering 2. De meisjes Nellie en Rikie Burghoudt zijn zusjes en gaan als ‘eigen kinderen’ in Zwolle naar school. De buurt heeft de onderlinge afspraak dat Nellie en Rikie over de Oude-Wetering gaan wandelen zodra er Duitsers in aantocht zijn. Dan weet iedereen dat ze als de bliksem voorzorgsmaatregelen moet nemen. Als Lei de meisjes ziet lopen en boter aan het karnen is, verstopt ze de boter in een luik onder de vloer van de woonkamer. Ze zet de box met een baby er bovenop. De spullen om melk mee te karnen gaan in het ‘smokkelhok’. Dat is een afgetimmerde ruimte achterin het varkenshok met balen stro erop. Van buitenaf lijkt het alleen een berg stro, maar binnen is ruimte voor melkbussen, etenswaren en allerhande spullen. Het kostbaarste voedsel wordt verborgen in het hok van de stier. Onder een berg stro staat daar een ton met gepekeld vlees. De Duitsers durven niet bij de stier in het hok en hebben deze geheime plaats, net de andere, dus nooit ontdekt. Ook de kinderen kennen niet alle geheime plaatsen. Wat een kind niet weet kan het immers niet verraden. Daarom vertellen Bernard en Lei hun dit pas na de oorlog.

De vier grotere kinderen vlnr: Annie (oudste kind van Bernard en Lei), Martha Reuvekamp (uit Heino), Rikie en Nellie Burghoudt (evacués uit Rotterdam). De vier kleine kinderen zijn van Bernard en Lei, vlnr: Jan, Diny, Stien en Bertus.

Lei is doodsbang dat Bernard door de Duitsers wordt meegenomen. Tijdens razzia’s ligt hij dan ook zogenaamd ziek in bed, verstopt de knecht zich in het smokkelhok of in lang gras in het weiland en praat Lei met de Duitsers. Daarbij neemt ze de kleinste kinderen mee in de hoop dat de bezetters haar dan niets aandoen. 
“Aah, so viele Kinder”, zegt een Duitser op een dag hoofdschuddend, wanneer Lei in de deur verschijnt met een baby op de arm en een half dozijn kinderen hangend aan haar rokken. De soldaat knikt vriendelijk, draait zich om, schreeuwt iets tegen zijn kameraden, knikt nog eens vriendelijk naar Lei en vertrekt.
Er komt dus heel soms ook een ‘goede’ Duitser het erf op, maar meestal niet. Behalve Bernard zijn ook de dieren niet veilig. Soms nemen de Duitsers een paard, koe, kalf, konijn of kip mee. Maar het gebeurt ook dat ze die ter plekke achter op de deel slachten, waarna ze alleen het vlees meenemen. Zijn het kleine boerderijdieren, dan zijn Bernard en Lei al opgelucht dat het geen koe of paard is dat ze kwijtraken. De Duitsers zijn geregeld op zoek naar een sterk paard, maar zieke dieren laten ze staan. Daarom smeert Bernard bij de beste paarden teer om hun voeten, zodat ze er ziek uitzien. En de knecht kent een trucje waarmee hij een paard even kreupel kan laten lopen. Helaas weten we niet meer om welke truc het gaat. Weet u het nog wel, dan hoor ik het graag.

Petten voorraad
Door het weiland achter de boerderij van Bernard en Lei loopt de spoorlijn van Zwolle naar Kampen. De Duitsers gebruiken dit Kamperlijntje voor het vervoer van krijgsgevangenen. De trein wordt vaak door geallieerden onder vuur genomen, waarbij geregeld gevangenen weten te ontsnappen die dan bij Bernard en Lei aankloppen. Speciaal voor hen verzamelt Bernard petten, die hij in een mand in het smokkelhok bewaart. Klopt er een kaalgeschoren krijgsgevangene aan, dan kan die – met pet – betrekkelijk veilig verder vluchten.

De Duitsers hebben de Mastenbroekerpolder onder water gezet om te voorkomen dat er geallieerde troepen landen.
Bertus, dienstmeisje Anna Wolters, Stien, Jan, Bernard, vader Bernard, Diny, Annie, Hein en Lei (1944).
Lei (links) en Bernard (tweede van rechts) met kinderen, dienstmeisje Anna Wolters en knecht (1944). Weet u hoe de knecht heet? Dan hoor ik het graag.

Peter Kokhals
In de laatste oorlogswinter vliegt er elke avond om klokslag acht uur een bommenwerper over. Ze noemen hem Peter Kokhals. Ze weten niet of het vriend of vijand is. Lei zorgt ervoor dat de ramen geblindeerd zijn en dat er geen licht naar buiten schijnt. En al zijn de kinderen nog zo moe, ze mogen uit veiligheidsoverwegingen pas naar bed als Peter Kokhals over is gevlogen.

Op een zondagmorgen in 1944 fietsen Bernard en Lei met ieder een kind achterop over de Oude-Wetering. Ze komen uit de kerk en zijn op weg naar huis als het luchtalarm afgaat. Ze horen het angstaanjagende geronk van vliegtuigmotoren dichterbij komen. Wanneer er bommen langs hen heen in de weilanden vallen, zoeken ze dekking onder de kap van een hooiberg op het Luibuis. Maar Lei heeft het niet meer. Ze wil persé naar huis waar de overige zes kinderen met de meid en knecht zijn. Bernard vindt het in eerste instantie te gevaarlijk om verder te fietsen, maar als Lei haar dochter Annie achterop zet en er toch vandoor gaat, volgt ook Bernard met Bertus. 
“En nu jullie bidden”, roept Lei naar haar kinderen.
De bommenwerpers vliegen heel laag over. Tijdens de 800 meter naar hun huis ontploffen er ongeveer tien bommen rechts van hen. Het is een oorverdovend lawaai en de bomscherven vliegen hen om de oren. Wonder boven wonder bereiken Bernard, Lei en de kinderen ongedeerd hun huis, waar ze meteen de schuilplaats opzoeken. Deze is uitgehakt in een hooiberg. De ingang wordt afgesloten met strobalen, die hen beschermen tegen kogels en granaatscherven. De meid, knecht en vijf kinderen zitten er al, maar baby Gerard staat nog in de kinderwagen op de deel. Het is te gevaarlijk om hem nog op te halen.
Later blijken er bomscherven door de achterdeur op de kinderwagen te zijn beland, maar Gerard zelf is gelukkig ongedeerd.

Achteraf horen ze dat de vliegtuigen hun bommenlast hebben gedropt omdat ze aangeschoten waren. In de weilanden zitten grote gaten.

Bernard (links) en Lei (uiterst rechts) met kinderen, knecht en dienstmeisje voor de hooiberg die dient als schuilkelder (ca. 1944).

(Wordt vervolgd)

Bronnen:
– Braakman-Reuvekamp, M. (1988). Genealogie Reuvekamp. Zwolle: Uitgave in eigen beheer
– Groote Schaarsberg-Reuvekamp, A. (2010). Verhalen van vroeger. Een persoonlijke terugblik. Uitgave in eigen beheer
– Met dank aan Bernard Reuvekamp en Diny Hollering-Reuvekamp voor aanvullende informatie
– Foto’s: archief familie Reuvekamp

In onderstaand veld kunt u zoeken op naam of trefwoord:

2 Reacties

  1. Annie Groote Schaarsberg- Reuvekamp

    Dit kan ik mij nog allemaal heel goed herinneren, wat een geluk dat wij nu in vrijheid kunnen leven. Dank aan allen die dit mogelijk hebben gemaakt.

    Antwoord
  2. Corry ten Have v.d.Vegte

    Ben vaak daar geweest oude wetering 5 speelde met Dinie Reuvekamp.

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *