(13.) Egbertus Gerardus (Bertus) Reuvekamp 24-12-1937 / 08-07-2019

War Child heeft als slogan: “Je kunt een kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je een oorlog uit een kind?” Bertus (mijn vader) is een oorlogskind. Na de Tweede Wereldoorlog is er alleen geen War Child of psychologische hulp om hem te helpen de oorlog te verwerken. Wat mijn vader precies heeft gezien of meegemaakt weet ik niet, want hij sprak er niet over. Zelfs in zijn laatste levensjaar (hij is dan 81 en ernstig ziek), als ik bijna dagelijks voor hem zorg en veel met hem over zijn leven praat, zegt hij nog: “Lian, ik wil overal over praten, maar niet over de oorlog. Daar wil ik het niet over hebben.”
Zo diep zat het dus. De spaarzame familieverhalen die ik over de Tweede Wereldoorlog heb gehoord, komen dus niet van hem. 
Behalve één. 

In de ijskoude nacht van 20 op 21 januari 1942, mijn vader is dan vier jaar, is een Engelse tweemotorige Hampden-bommenwerper met vier bemanningsleden op weg naar Bremen (Duitsland). Boven de waddenzee krijgen ze motorpech en er zit voor de vliegers niets anders op dan hun bommen te dumpen en op één motor snel terug te keren naar Engeland. Helaas krijgt een Duitse jachtvlieger hen in het vizier. Er volgt een luchtgevecht waarbij de Engelsen in het nadeel zijn met hun slecht bestuurbare vliegtuig. Het lukt de Duitser dan ook om de nog functionerende motor aan flarden te schieten. De Engelsen proberen in eerste instantie een noodlanding te maken, maar het toestel verliest zo snel hoogte dat ze al gauw beseffen dat ze moeten springen voor hun leven. Dat lukt drie van de vier vliegers op het nippertje. Enkele seconden later stort het vliegtuig in Spoolde (bij Zwolle) neer. Piloot Aubrey Wilfred Deere komt daarbij om het leven.

Het type vliegtuig waarmee de Engelse piloten Aubrey Deere, Jim Palmer, Victor Cooper en Tom Berry vlogen.

De vliegers Jim Palmer en Victor Cooper landen dicht bij elkaar in een weiland bij Dalfsen. Ze roepen hun vriend Tom Berry, maar hij is te ver van hen neergekomen om ze te kunnen horen. Palmer en Cooper verstoppen hun parachutes in een sloot onder een dikke laag ijs. Ze beginnen in westelijke richting te lopen vanuit de gedachte dat Nederland een klein land is en ze niet ver van de kust kunnen zijn. Die eerste nacht lopen ze urenlang door het donker en hebben ze niet in de gaten dat ze de dichtgevroren Vecht oversteken. Als het licht wordt, verstoppen ze zich in een hooischuur. De volgende nacht gaat de tocht verder, maar blesseert Cooper zijn enkel. Ze besluiten om ieder zijn eigen weg te gaan. Cooper kruipt aan de Hasselterdijk in een hooischuur, de 32-jarige Palmer verstopt zich in Mastenbroek tussen een paar hooibalen in de stal van ’t Werkel.
Daar wordt hij de volgende ochtend door Jans gevonden. 

Natuurlijk spreekt er in die tijd geen mens in de wijde omgeving ook maar een woord Engels, maar het geluk wil dat Jans op het seminarie Frans heeft geleerd en dat Jim dat ook een beetje spreekt. Mijn vader (Bertus) vertelde graag dat hij als vierjarige jongen bij Jim op schoot zat, en dat hij dan vol bewondering naar zijn opa (Jans) luisterde, die in een taal sprak die hij niet verstond.
Na een flinke maaltijd en een opfrisbeurt vertelt Jim waar hij zijn gewonde vriend heeft achtergelaten. Al gauw blijkt dat ook die inmiddels is gevonden en verzorgd door de boer aan de Hasselterdijk. Een dag of wat na deze eerste hulpverlening zitten de boeren echter behoorlijk met de vliegers in hun maag. Ze bieden al onderdak aan enkele Rotterdamse evacués en bovendien houden de Duitsers regelmatig razzia’s, waarbij het hele erf wordt uitgekamd. Enigszins naïef (want het brengt hen juist in gevaar) wordt er met andere boeren in de omgeving over de Engelse piloten gepraat in de hoop dat iemand een oplossing of een onderduikadres weet. Zelfs de burgemeester wordt om raad gevraagd. Van georganiseerd verzet is op dat moment nog geen sprake. Palmer en Cooper willen de boerengezinnen niet langer in gevaar brengen en zien het ook niet zitten om weer op de vlucht te slaan. Ze hebben geen idee hoe ze ooit de Noordzee over zouden kunnen steken, als ze die al bereiken. In deze begintijd van de oorlog gaat men er bovendien vanuit dat de vliegers als ‘Prisoners of War’ op een redelijke behandeling kunnen rekenen. Ze besluiten dan ook om zich aan te geven bij de politie. Tom Berry bleek dat inmiddels al te hebben gedaan.

Jans’ zoon Rinus (destijds 45 jaar) heeft er zijn hele verdere leven mee geworsteld dat dit is gebeurd. Rinus zit in de meidagen van 1940 in dienst in Rotterdam en heeft daar tijdens de Duitse inval heel wat meegemaakt waar hij nadien nooit over wil praten. Het enige dat hij kwijt wil, is dat je een Duitser kon herkennen maar een moffenmeid niet. Dat waren Nederlandse vrouwen die heulden met de Duitsers en vanuit hun huizen op Nederlandse soldaten schoten. Zo wist je dus nooit waar het gevaar vandaan kwam.
Na de oorlog kwelt Rinus zich met de vraag of zijn familie niet meer had kunnen doen om Jim uit handen van de Duitsers te houden en hij vraagt zich meermaals af hoe het Jim nadien is vergaan. Rinus sterft in 1981 en zou het nooit weten.
Wij wel. 

Weerzien
Slechts een jaar na het overlijden van Rinus neemt een zekere meneer Schotman contact op met Bertus (mijn vader). Hij doet onderzoek naar geallieerde vliegtuigen die tijdens de oorlogsjaren rond Zwolle zijn neergestort. De heer Schotman weet alle drie oorlogsvliegers van de gecrashte Hampdenbommenwerper in Engeland op te sporen en te herenigen met de boeren bij wie ze in de oorlog in eerste instantie verbleven. Tot opluchting van de boerenfamilies voelen de drie Engelse vliegers geen spatje rancune tegenover hen. Integendeel, ze zijn hen enorm dankbaar voor die eerste dagen als vluchteling en na 41 jaar is het weerzien ontroerend en emotioneel.
Zo kon het dan ook gebeuren dat wij in mei 1983 met Jim Palmer en zijn vrouw Mary op ’t Werkel aan de English tea zitten. 

Jim Palmer, na 41 jaar terug op 't Werkel.

Afbeelding 1 van 3

Daar vertelt Jim dat ze na hun aanhouding met zijn drieën door de Duitsers naar Frankfurt zijn gebracht en dat ze de rest van de oorlog in een krijgsgevangenenkamp voor militairen in Bankau in Opper-Silesië hebben gezeten. Het lukt Jim als enige om van daaruit te ontsnappen. Na ruim een week lopen, waarin hij leeft op chocoladerepen, bereikt hij op een nacht de Zwitserse grens waar hij in zijn euforie een inschattingsfout maakt en min of meer recht in de armen van een Duitse grenswachter loopt. 
Terug in het krijgsgevangenkamp wordt hem, kort voordat hij zou worden geëxecuteerd, door de commandant verweten dat hij een ontsnapping heeft gewaagd tijdens een uitbraak van tyfus. Jim antwoordt dat hij niet bepaald van plan was geweest om zich onder de Duitse burgerbevolking te mengen. Daar moet de kampcommandant zo vreselijk hard om lachen dat hij Jim ‘gratie’ verleent vanwege zijn humor.
Hiermee ontsnapt Jim voor de tweede keer aan de dood.

Voor Jim Palmer, Victor Cooper en Tom Berry komt de bevrijding op 21 april 1945 na ruim drie jaar krijgsgevangenschap. Jim’s vrouw Mary weet al die tijd niet wat er met haar man is gebeurd en of hij nog leeft.

Na het bezoek van Jim Palmer in 1983 aan ’t Werkel houden we contact. In 1984 werk ik als negentienjarige een zomer als au-pair bij een vriendin van zijn dochter, en fiets ik bijna elke middag naar de aardbeienkwekerij van Jim en Mary voor een kop thee en een schaaltje aardbeien met clothed cream.

Wenden Lofts, het huis van Jim en Mary Palmer bij hun aardbeienkwekerij (1984).

Gedurende dertien jaar corresponderen Jim en ik met elkaar, tot hij in september 1996 op 86-jarige leeftijd onverwachts overlijdt aan een herseninfarct.
Tom Berry sterft een maand later aan kanker.
Hun beider uitvaart wordt geleid door hun vriend en oorlogskameraad Victor Cooper, die na de oorlog dominee is geworden. Piloot Aubrey Wilfred Deere, die omkwam bij de crash in januari 1942, ligt begraven in Westenholte.

Het graf van piloot A. Deere op de begraafplaats in Westenholte.
Authentieke beelden van een Handley Page Hampden.


(Wordt vervolgd)

Bron:
– Zwolse Courant, 4 mei 1983 en diverse Engelse kranten uit die tijd
– Brieven van, en gesprekken met Jim Palmer
http://www.teunispats.nl


In onderstaand veld kunt u zoeken op naam of trefwoord:

1 Reactie

  1. Annie Groote Schaarsberg- Reuvekamp

    Mooi weer gegeven, jammer dat oom Rinus hier niet meer van heeft geweten. “Haal de oorlog uit een kind” , waar War Child zich voor inzet ,dat steun ik van harte.

    Antwoord

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *