Onlangs las ik in een boek over narratieve psychologie [1] het volgende: “Stel je nu eens voor dat jouw leven geen toeval is, maar echt zo bedoeld. Wat gebeurt er dan met je? Wat voel je en denk je?”
Deze vraag raakte me. Het was alsof ik van een afstand naar mezelf keek. Ik ‘zag’ dat ik al 22 jaar de dingen anders wil dan ze zijn. Behalve de reguliere en alternatieve therapieën waarmee ik hoopte van het chronisch vermoeidheidssyndroom te genezen, heb ik onophoudelijk gevisualiseerd dat ik gezond, soepel, lenig en vitaal was, terwijl ik al jaren niet verder kom dan een leven op halve kracht dat zich grotendeels binnenshuis afspeelt.
Bij een frustrerende ziekte als me/cvs kun je je daar misschien nog iets bij voorstellen. Welke reguliere medische test je er ook op loslaat, doorgaans wordt er niets gevonden en ben je op papier kerngezond. Dat houdt de hoop levend dat je vroeg of laat met leefregels en gedachtenkracht de felbegeerde gezondheid die je eens bezat zult heroveren. Maar met een bottumor ter grootte van een golfbal oogt het toch iets minder logisch om jezelf soepel en lenig te visualiseren, terwijl je schouder en arm geen kant meer op bewegen. Desalniettemin hield ik vol. Ik ging het gesprek met de tumor aan, sloot ‘vriendschap’ met hem en hoopte (tegen beter weten in) dat hij vanzelf zou verdwijnen als ik zijn ‘les’ zou begrijpen. Ook al had ik besloten de tumor operatief te laten verwijderen, stiekem verwachtte ik dat een operatie niet meer nodig zou zijn. Er was een wachtlijst van drie maanden. Tegen die tijd zou de tumor vast al wonderbaarlijk zijn geslonken.
Het tegendeel bleek het geval. Hij was gegroeid.
De ‘les’ van mijn tumor was een heel andere dan ik had kunnen vermoeden. Hij liet me zien dat ik mezelf een rad voor ogen draai. Dat ik door al het visualiseren en positief affirmeren mezelf een worst voorhoud waar ik achteraan ren, zonder de werkelijkheid te zien en te accepteren zoals die is.
Volgens Theo Fisher [2] laten je hersenen je intuïtief weten wat je het beste kunt doen. Ze zoeken van nature een oplossing voor jouw probleem, zoals je immuunsysteem dat ook kan. Maar dan moeten ze wel exact op de hoogte zijn van je situatie, anders kunnen ze niet adequaat reageren. Als ik mezelf voorhoud dat ik gezond en vitaal ben, terwijl ik een groot deel van de dag ziek in bed en op de bank doorbreng, droom ik een toestand die geen realiteit is. Daardoor weten mijn hersenen niet hoe mijn werkelijke levensomstandigheden zijn. In feite houd ik ze voor de gek. Wanneer ik precies waarneem wat er gebeurt en de realiteit toelaat zonder haar meteen te willen veranderen, dan krijgen mijn hersenen de ruimte en zullen ze al gauw weten wat ze moeten doen. Dan krijgt het leven ruimte om zijn gang te gaan. Het gaat dan zelfs niet meer over het aanvaarden of afwijzen van bepaalde omstandigheden. Ze zijn er gewoon. Het is zoals het is. “In de omgang met de feiten sluimert de kans op (spontane) genezing”, schrijft Theo Fisher.
Iemand die kanker overleeft, wordt tegenwoordig een kanjer genoemd (bijvoorbeeld: borstkanjervrouwen). Ik heb moeite met die term, want het klinkt alsof overleven een kwestie van strijden is. Als je maar wilt. Je moet vooral hard aan jezelf werken. Welk gevoel geeft dat iemand die te ziek is om aan die klus te beginnen, of die als gevolg van kanker op sterven ligt en dus kennelijk niet hard genoeg gewerkt heeft?
Psychiater dr. David Servan-Schreiber [3] heeft een topprestatie geleverd door bijna twintig jaar te overleven met een vorm van hersenkanker waaraan 99% van de patiënten binnen zes jaar overlijdt. Hij heeft al die jaren onvermoeibaar onderzoek gedaan naar factoren die kanker positief beïnvloeden en een anti-kankermethode [4] ontwikkeld. Ik heb veel bewondering voor hem, en in mijn ogen heeft hij in de strijd tegen kanker een waardevolle wetenschappelijke bijdrage geleverd. Toch kreeg Servan-Schreiber dit jaar voor de derde maal een recidive en is hij afgelopen zomer op 50-jarige leeftijd overleden. Kort voor zijn dood vroeg hij zich af hoe het kon gebeuren dat hij opnieuw een recidive had gekregen. Hij kwam tot de conclusie dat het hem aan innerlijke rust ontbrak. Hij geloofde kortom dat hij zelf volledige controle over zijn ziekte had, en dus ook over zijn leven en dood. Hij was psychiater, maar maakte hier volgens mij toch een denkfout, en vergat dat hij ook nog gewoon mens was. We worden niet allemaal oud en we genezen niet allemaal van een ernstige ziekte. Wonderbaarlijke genezingen gebeuren, het is mogelijk en dat is hoopvol, maar een groot deel van de mensen overlijdt nog altijd vroeg of laat aan een ziekte (ook zij die eerder wonderbaarlijk genazen).
Ik geloof in de kracht van een positieve levenshouding en in het belang van een gezonde leefstijl. We kunnen veel doen om onze gezondheid te verbeteren. Maar ook al menen we dat we ons eigen leven maken, en lukt het ons grotendeels alles onder controle te houden, op een dag gaan we allemaal ergens aan dood (ook de meest verlichte goeroe). De meesten zullen daar niet zelf voor gekozen hebben.
Volgens Andrew Weil [5], een aan Harvard afgestudeerd arts en toonaangevend in alternatieve geneeswijzen, zijn er zelfs zoveel heiligen aan kanker gestorven dat die ziekte voor hen wel een beroepsrisico lijkt te zijn.
“Denk hier even aan als je in de verleiding mocht komen om te geloven dat genezing afhankelijk is van verlichting en het transcenderen van negatieve gevoelens”, adviseert hij.
Mijn reis van weerstand naar aanvaarding is nog maar net begonnen. Er ontvouwt zich een nieuwe wereld voor me. Net als vroeger zoek ik de stilte in meditatie en reflectie. Maar in plaats van te visualiseren waar ik naartoe wil, probeer ik nu te observeren wat er is zonder het te willen veranderen. Het mag er zijn precies zoals het is.
De gedachte dat mijn leven met ziekte zo bedoeld zou kunnen zijn, haalt een last van mijn schouders. Ik heb niet alles in eigen hand. Sommige dingen moet ik aan het leven zelf overlaten. En nu ik dat steeds beter kan, ontvouwt zich een mysterie dat tot dusverre aan me voorbijging, omdat ik vruchteloos probeerde het leven mijn wil op te leggen. Er zijn mij misschien wel oplossingen aangereikt die ik niet zag, omdat ik me blind staarde op wat ik zelf wilde. Die weerstand heeft me veel tijd, geld en energie gekost, allemaal dingen die ik nu kan gebruiken om te leven binnen de grenzen die me gegeven zijn.
Door te erkennen dat er een grens is aan mijn eigen macht voel ik me meer gedragen door het leven. Sinds ik dit zo ervaar, voel ik paradoxaal genoeg (soms) meer innerlijke rust, vertrouwen, empathie en liefde. Ik voel me minder afgescheiden en vaker één met alles. Ik kan mijn beperkingen onder ogen zien, ze gewoon laten zijn. Ik heb me/cvs en kraakbeenkanker. Zo is het nu eenmaal, maar het bepaalt niet mijn wezen en mijn hele leven. Er is zoveel meer dan dat. Bovendien is er overal en met iedereen (vroeg of laat) wel wat. Ik doe de dingen waarvan ik meen dat ik ze moet doen om zo gezond en zo goed mogelijk te leven. De rest laat ik over aan het leven zelf. Misschien geneest mijn lichaam, misschien niet. Het resultaat is niet volledig aan mij en soms denk ik zelfs dat het er niet eens meer zo toe doet, want van binnen voel ik me geheeld, bevrijd, vervuld en geïnspireerd. Ik zou graag (gezond) stokoud worden, maar ook als dat niet ‘lukt’, hoop ik dat ik op mijn sterfbed met heel mijn hart kan zeggen: dank je wel prachtig, mooi, mysterieus, liefdevol Leven!
(Oorspronkelijk gepubliceerd op 16-12-2011)
Literatuur:
- Bohlmeijer, E. (2007). De verhalen die we leven. Narratieve psychologie als methode. (p.157) Amsterdam: Uitgeverij Boom
- Fisher, T. (2011). De kunst van het nietsdoen in de praktijk (p.75 & 173). Rotterdam, BBNC uitgevers bv.
- Servan-Schreiber, D. (2011). Heb ik ongelijk gehad? Ode, 142 (december 2011), 20-25.
- Servan-Schreiber, D. (2010- volledig herziene herdruk van 2007). Anti-kanker. Een nieuwe levensstijl. Utrecht: Kosmos.
- In: Viorst, J. (1998). Greep op het leven (p.217). Amsterdam: Anthos
0 reacties