Eén blik op de balie van de afdeling Orthopedie in het UMCG, en je weet dat het glad is in Groningen. De informatiefolders over ‘gips’ zijn bijna op. Erik en ik lachen als we dit zien (hoewel het natuurlijk niet grappig is om je been te breken), waarna we plaatsnemen in de oranje kuipstoelen voor de deur van de oncologisch orthopeed. De zes weken zijn weer om en het is tijd voor een controle. Onlangs zijn er een mri van mijn schouder en bovenarm gemaakt, en röntgenfoto’s van mijn longen. Ik maak me niet al te veel zorgen. Mijn schouder beweegt steeds soepeler en met steeds minder pijn.

Voordat ik word geroepen, gaat de oncologisch verpleegkundige naar binnen. Dat lijkt me geen goed teken. Zij was er tot nu toe alleen bij als er slecht nieuws was. Er vormt zich een knoop in mijn maag en een prop in mijn keel.
“Ik heb eigenlijk geen rekening gehouden met een slechte uitslag”, zeg ik tegen Erik.
Hij pakt mijn hand. Ik staar naar mijn laarzen. De laatste weken waren een feest van ‘eerste keren’ en herwonnen onafhankelijkheid, daar zal nu toch alsjeblieft niet al weer een einde aan komen? Met wat trucjes kan ik me weer zelfstandig aan- en uitkleden, haren wassen en opsteken, veters strikken, appeltaart bakken, een halfvolle boodschappentas tillen, fietsen, enz.
“We nemen het zoals het komt”, zegt Erik. “Je kunt er toch niets aan veranderen.”
Dan worden we binnengeroepen.

Gelukkig heb ik me niet lang zorgen gemaakt, want alles ziet er goed uit. Op de mri zijn geen sporen van resterende tumorcellen in mijn botten te zien. Ook de longfoto’s zijn goed, wat betekent dat ik geen uitzaaiingen heb. Wanneer de arts de functie van mijn schoudergewricht checkt, constateert hij tevreden dat het soepeler beweegt dan de vorige keer.
“Het herstel kan wel twee jaar duren”, zegt hij, “maar alles verloopt tot nu toe volgens het meest gunstige scenario dat in jouw geval mogelijk was, dus dat is echt heel fijn.”
Dat vind ik zelf ook!

Vandaag is het wereldkankerdag. Ik word wakker in een witte sprookjeswereld onder een strakblauwe lucht. Er zitten ijsbloemen op het slaapkamerraam. Kanker is helaas geen sprookje. In Nederland komen er jaarlijks zo’n 100.000 nieuwe patiënten bij. Vorig jaar was ik er daar één van. Ongeveer de helft van deze mensen overlijdt. Tot nu toe lijk ik die dans te ontspringen. Mijn uitslagen zijn goed. Ik kan weer tien weken vooruit tot de volgende controle.
Ik sta op en brand een kaarsje voor al die medepatiënten die minder geluk hebben dan ik.

(Oorspronkelijk gepubliceerd op 04-02-2012)

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *