“Op de terugweg neem ik gebak mee”, roep ik naar Erik, terwijl ik op mijn fiets spring. “Tot straks!”
Hij zwaait me na.
Het is vrijdag 27 augustus 2021, half acht in de ochtend, en ik ben op weg naar het UMCG voor mijn allerlaatste controle op kraakbeenkanker. Voor het eerst gaat Erik niet mee. Vanwege COVID-19 vraagt het ziekenhuis zijn patiënten om zonder begeleider te komen. De afgelopen tien jaar waren alle controles goed, en omdat ik geen klachten heb, ga ik er vanuit dat het vandaag niet anders zal zijn. Ik maak me totaal geen zorgen.
Nadat de eerste twee gebruikelijke röntgenfoto’s van mijn schouder en bovenarm zijn gemaakt, zie ik van een afstand dat de laborant met een collega overlegt, terwijl hij naar een scherm wijst. Dan komt hij weer mijn kant op en zegt dat hij nog een derde foto van mijn schouder wil maken vanuit een iets andere hoek. “We moeten het wel duidelijk in beeld hebben hè”, zegt hij iets te joviaal.
In mijn buik voel ik een aarzelend ‘dit-is-niet-pluis’.
Na deze foto wordt er opnieuw overlegd. Wanneer hij even later een beetje onbeholpen meedeelt dat hij ook een extra longfoto wil maken, raast de paniek door mijn aderen. Hoezo? Waarom? Dit is niet standaard! Maar ik durf niets te zeggen of te vragen. Ik wil de reden niet weten en hij zou het me ook niet vertellen, denk ik.
In de wachtkamer van de oncologisch orthopeed probeer ik even later het hoofd koel te houden en me mentaal voor te bereiden op slecht nieuws. Wat ontzettend vervelend dat Erik er juist nu niet bij mag zijn. Twee horen meer dan één. Ik voel me hyperalert. Ik moet mijn hoofd erbij houden. De juiste vragen stellen op het juiste moment. Misschien valt het nog mee, sus ik mezelf. Verbeeld ik het me maar.
Dan word ik binnengeroepen.
Na wat korte algemene beleefdheden toont de arts mij de foto’s, terwijl hij uitleg geeft bij wat er te zien is. Boven de botprothese zit een zwarte vlek die langs één zijde naar beneden loopt. Een vlek die er bij mijn vorige controle niet zat.
“Is hij niet best groot?” Mijn stem klinkt aarzelend en angstig.
“Zeker”, antwoordt de arts, “daarom verbaast het mij ook dat u helemaal geen pijn heeft en dat u uw schouder goed kunt bewegen.”
“Ik voel er helemaal niks van. Betekent dit dat de tumor is teruggekomen?”
“Dat weet ik niet, maar het is wel iets waar we rekening mee moeten houden. Daarom wil ik dit grondig bekijken. Ik vraag voor u een spoed-mri aan.”
Ik vergeet naar de longfoto te vragen.
Op de fiets naar huis stromen tranen over mijn wangen. Dit komt zó rauw op mijn dak, ik kan het niet geloven. Zou ik, na tien jaar, zo vlak voor de eindstreep weer helemaal teruggeworpen worden naar het begin? Wéér een tumor? Zal kraakbeenkanker dan toch op een dag mijn doodsoorzaak zijn? Wat staat me allemaal te wachten?
Bij elke controle was ik me ervan bewust dat een slechte uitslag meteen een heel ander leven zou betekenen. Behalve vandaag. Ik ging er helemaal vanuit dat alles goed zou zijn. Wat een arrogantie, wat een onnozelheid.
Al diezelfde avond lig ik om half elf in de mri. Het onderzoek duurt drie kwartier. Erik zit in de wachtkamer. Gelukkig mocht hij nu wel mee, omdat er zo laat op de avond toch verder niemand meer is.
Op maandag spreek ik de oncologisch orthopeed. Tot mijn (en zijn) grote opluchting toont de mri geen aanwijzingen voor een recidief. De contrastvloeistof zou tumorcellen doen oplichten, en dat is niet gebeurd. De arts heeft geen verklaring voor de vlek op het bot, maar vermoedt dat het vocht is. Een afweerreactie van het lichaam. Hij weet niet waarom dit nu na tien jaar opeens gebeurt. In ieder geval acht hij het onschuldig. Er hoeft niets aan gedaan te worden.
“Dan sluit ik hierbij uw medisch dossier af. U hoeft niet meer terug te komen”, zegt de specialist, ” alleen als u pijnklachten krijgt. Vooral bij een vage botpijn ’s nachts moet u aan de bel trekken. U weet hoe dat voelt.”
Opgelucht bedank ik hem voor alles wat hij en zijn team de afgelopen tien jaar voor mij hebben gedaan.
Het was nog even spannend en de onverwacht goede uitslag moet nog even bezinken, maar nu is het dus echt klaar.
Kraakbeenkanker. Ik heb het overleefd.
Dat is geen eigen verdienste. Ik heb gewoon geluk gehad.
Ontzettend veel geluk.
Op weg naar huis rij ik langs de bakker.
0 reacties