De brand
Het is 29 juli 1949. De kinderen zijn net thuis na hun laatste schooldag voor de grote vakantie en zijn in uitgelaten stemming als ze zich omkleden van hun nette schoolkleding in alledaagse kleren. Grada heeft thee met iets lekkers en samen maken ze vakantieplannen voor fietstochten naar de speeltuin, de Lemelerberg en hun opa in Dieze.
Dan slaat het noodlot toe.
Door hooibroei staat het achterhuis in lichterlaaie en in een mum van tijd volgt ook het voorhuis. Er is geen redden aan. Voor Ria, die net drie jaar is geworden, is dit haar vroegste herinnering. Ze rent hand in hand tussen het dienstmeisje (Annie Noordman) en één van haar zussen naar de buren (Rientjes). Ze mag niet achterom kijken van het dienstmeisje, maar dat doet ze natuurlijk toch. Ze ziet de vlammen over het rieten dak kruipen. Halverwege herinnert het dienstmeisje zich dat Corrie nog op de bovenverdieping in bed ligt. Ze rent terug en weet het zesjarige meisje op het nippertje via de bijna brandende trap te redden.

De boerderij brandt tot aan de grond toe af. Willems geliefde en trouwe jachthond overleeft de brand niet. De hond is loops en ligt daarom aan de ketting in de stal. Het melkvee loopt gelukkig in de wei en blijft gespaard. Ook de meeste varkens overleven de brand. Maar verder is alles weg. Willem, Grada en de kinderen hebben alleen nog de kleding die ze aanhebben, hun afgedragen daagse kloffies dus.



Bericht over de brand in de Zwolsche Courant van 29 juli 1949.
Wederopbouw
De kinderen worden verdeeld over de broers en zussen van Grada en Willem. De twee oudste meisjes, Diny en Annie, worden ondergebracht op ’t Holtrust in Dieze (Grada’s ouderlijk huis). Daar blijven ze de hele zomervakantie.
Naast de afgebrande boerderij staat een oud bakhuisje dat de brand heeft overleefd. Willem verbouwt het eigenhandig tot een noodwoning. Na zes weken is het klaar en komt het gezin weer bij elkaar. De varkensschuur bouwt Willem om tot stal voor de koeien. Dat doet hij zo goed, dat het daarna altijd een koeienstal is gebleven. Hij slaagt erin de koeien in de winter weer binnen te kunnen zetten.


Tip: Door op een foto te klikken, kunt u deze op schermgrootte bekijken.
De wederopbouw van de boerderij en het woonhuis duurt anderhalf jaar. Al die tijd woont het gezin in de noodwoning. Grada en Willem vieren er hun twaalf-en-een-halfjarig huwelijk en hun jongste zoon Wim wordt in de noodwoning geboren.
In december 1950 is de nieuwe boerderij klaar.*


Tip: Door op een foto te klikken, kunt u deze op schermgrootte bekijken.
De brand en wederopbouw zijn een enorme financiële aderlating voor Grada en Willem. De afgebrande boerderij blijkt veel te laag verzekerd te zijn. Ze hebben het financieel moeilijk, maar als moderne, vooruitstrevende ouders vinden ze een goede opleiding voor hun kinderen het belangrijkst. Willem heeft gezegd: “Geld kan ik jullie later niet meegeven, maar ik kan jullie wel stimuleren om zoveel mogelijk kennis te vergaren.”


Op de bos
Nadat hun jongste zoon Wim in 1974 trouwt en de boerderij overneemt, verhuizen Willem en Grada naar een burgerhuis ‘Op de bos’, tegenover de boerderij. In mijn jeugd logeer ik er graag, het is heerlijk spelen bij opa en oma in het bos.

Op 69-jarige leeftijd (1981) sterft Willem onverwachts terwijl hij in zijn zo geliefde tuin werkt.
Grada heeft het moeilijk na zijn overlijden. Ze verhuist naar een zelfstandige bejaardenwoning in Zwolle. Dicht bij het stadscentrum en niet ver van de plek waar ze als kind opgroeide, krijgt ze het goed naar haar zin. Haar twee zussen Annie (kloosterzuster) en Johanna (Damman-van de Vegte) wonen in de buurt en komen geregeld bij haar. Enkele van haar kleinkinderen gaan in Zwolle naar de middelbare school (Thomas à Kempis/ TAK) en scoren tijdens een tussenuur met plezier iets lekkers bij hun oma. Vaak is dat een ‘koetjesreep’.
Grada heeft haar huis graag netjes en opgeruimd, maar toch heeft ze in Zwolle een geel kanariepietje, een enorme rommelkont. Ze woont vlakbij de veemarkt en wanneer haar kleinzonen Tom en Kees daar een nieuwe ram gekocht hebben, laten ze hem eerst aan hun oma zien, voordat ze ermee naar huis gaan. Dat vindt ze prachtig.
Grada geniet van bezoek, maar ze gaat zelf ook graag op pad naar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkind. Altijd met een breiwerk onder handbereik. Zo komt ze, een paar weken voor haar dood, nog bij mij (haar kleindochter) op bezoek in Hoofddorp.

Als in 1988 haar dochter Corrie aan darmkanker overlijdt, heeft Grada opnieuw veel verdriet.
Net als Willem sterft ook Grada plotseling en onverwacht. Twee dagen voor haar tachtigste verjaardag in 1992.
Wat blijft is de herinnering. Ik kwam graag bij mijn oma en ik hoop dat dit verhaal haar recht doet.


*Na de brand in 1949 wordt in de nieuwe boerderij een inpandige ruimte voor de opslag (optast) van hooi gebouwd. Deze komt in de plaats van een hooiberg naast de boerderij. Toch ontstaat er in de tasruimte in de zomer van 1969 opnieuw brand door hooibroei. Dankzij een brandwerende muur tussen het voor- en achterhuis en dakpannen inplaats van riet zijn de gevolgen gelukkig minder ingrijpend dan bij de eerste brand. Het bedrijfsgedeelte gaat verloren, maar het woonhuis heeft alleen waterschade, wat mij al met al toch vervelend genoeg lijkt.
In 1970 koopt Willem het benodigde hooi voor zijn vee bij zijn dochter Annie (mijn moeder), die inmiddels is getrouwd met Bertus Reuvekamp en dan in Mastenbroek op boerderij ‘t Werkel woont.
Bronnen:
– Met dank aan M. Braakman-Reuvekamp voor genealogische informatie
– Met dank aan mijn moeder A. Reuvekamp-Beltman, haar zussen D. Wolke-Beltman en R. Beltman, hun broer G. Beltman en mijn neef T. Beltman voor het delen van hun herinneringen
– Met dank aan José Hendriks voor het krantenbericht, www.delpher.nl
– Foto’s: G. Beltman en archief familie Beltman
Wat herken ik nog veel in het verhaal! Mijn moeder had altijd een ontzettende angst voor vuur. Ik wist niet dat ze al zes was toen ze uit de brand gered werd. Nu kan ik me haar angst goed voorstellen! Ook ik heb mooie herinneringen aan de zondagochtenden “op de bos” en het spelen met de neefjes en nichtjes. Als ik eens een nachtje bleef logeren kreeg ik beschuit met suiker en geprakte aardappels met appelmoes. En soms mocht ik op het plankje op de groene deutsch tractor zitten met opa en z’n onafscheidelijke pet en pruimtabak. Bedankt Lian voor het opschrijven van al deze mooie herinneringen.
Hartelijke groeten Karin
Dag Karin, bedankt voor je leuke reactie! Mijn moeder is ook altijd bang gebleven voor brand. Wij hebben dat (of ik heb dat althans) als kind van haar meegekregen.
Als de twee oudste kleindochters hebben wij (jij en ik) ook wel eens samen bij opa en oma gelogeerd. Ik herinner me vaag een nachtelijke giechelbui op de zolder. Toen oma poolshoogte kwam nemen, deed ze net zo hard mee. Wat mij ook is bijgebleven is dat we ‘s avonds na het eten ‘op de knieën’ moesten bidden. Opa had dan een heel gebedsriedeltje, ik vond dat als kind altijd erg lang duren ;-). In mijn herinnering was opa strenger, oma zag nog wel eens wat door de vingers.
En dan op zondag in hun Dafje naar de kerk. Dan droeg opa een zwarte hoed. We pasten allemaal maar net in dat kleine autootje.
Hartelijke groet, Lian