“Ik ben om”, zeg ik tegen Erik. Een grote lobbige vis met een blauwgroene buik staart ons wezenloos aan vanuit een bak met ijs . ‘Snotolf’* staat er op het kaartje. Rondom deze reus liggen een paar kleine en dus jonge snotolfjes met hun mooie frisgroene lijfjes even dood te zijn. Gisteren zwom het gezelschap nog vredig in de koude dieptes van de Oostzee en vandaag liggen ze opgebaard op de visafslag in Urk.
De visser is trots. Hij komt niet vaak met snotolfen thuis. Nee, verkocht worden de dieren waarschijnlijk niet. Hij zou zelf ook niet weten hoe je hem klaarmaakt. En of hij überhaupt te eten is.
Ik denk terug aan een barbecue in de zomer van 2011, waarbij mijn tienjarige neefje Wim zichtbaar teveel gegeten had. Goedbedoeld zei ik tegen hem dat hij het vlees op zijn bord niet hoefde op te eten als hij het niet meer op kon.
“Maar tante Lian”, antwoordde hij verontwaardigd, “je mag nooit vlees weggooien, want dan is die koe voor niks doodgegaan!”
Hoeveel vissen worden er voor niks gevangen?
“Ik ben om”, zeg ik nogmaals. “Ik eet geen vlees of vis meer.”
Was een dergelijke aankondiging een paar jaar geleden voor Erik nog reden om gealarmeerd in de verdediging, aanval, stress of wat dan ook te schieten, vandaag slaat hij liefdevol een arm om me heen. Ik zeg dit namelijk wel vaker, zonder dat er al teveel van terecht komt. We eten zo’n drie keer per week vegetarisch (en dat vindt hij bij nader inzien best lekker), maar na het zien van dartelende lammetjes of een vrolijk springende tonijn komt mijn alles-of-niets neiging geregeld bovendrijven, en vind ik dat ik helemaal geen vlees of vis meer zou moeten eten. Volgens mijn vriendin Lizzy ben ik een vage-tariër. Iemand die geen duidelijke keus maakt.
Die zit.
Als ik iets niet wil zijn, is het vaag.
Het is niet dat ik het nooit heb geprobeerd. Integendeel. Ik ben een tijdje erg zuiver op de graat geweest. Op het dwangmatige, fundamentalistische af. Het probleem is dat ik een voedselintolerantie heb voor bijna alle producten waarmee vlees vaak wordt vervangen. Maak ik sowieso met mijn dieet al weinig kans om dik te worden, toen ik ook nog eens vegetarisch at, werd ik broodmager. Sindsdien kies ik voor de middenweg, en net nu ik weer eens worstel met deze vaagheid lees ik in een tijdschrift dat er een naam is voor mensen zoals ik: flexitariërs. Al lezend in deze ‘bewuste glossy’ krijg ik een steeds beter gevoel over mezelf. Ik doe het helemaal zo slecht nog niet. Ik eet namelijk al 35 jaar biologisch en dat geldt ook voor vlees. Veel niet-biologische vleesvervangers zitten vol genetisch gemanipuleerde soja en giftige E-nummers. Je kunt je afvragen hoe erg een eerlijk stukje biologisch vlees dan is.
Toch zou ik diep van binnen, uit respect voor al wat leeft, het liefst vegetarisch eten. Met mijn dieet maakt dat mij al snel tot veganist**. Maar veganisten eten noten en soja (tofu e.d.) om aan de benodigde eiwitten te komen. Daar moet ik nog iets op verzinnen. Ik heb grote bewondering voor vegetariërs die de kunst van het koken zo beheersen dat ze geen kant en klare vleesvervangers nodig hebben. Als ik ooit een volbloed vegetariër word, wil ik er zó een zijn. Tot die tijd ben ik geen vage- maar een flexitariër.
Even Lizzy bellen.
*Interessante informatie over deze bijzondere vis, de snotolf: http://www.snotolf.nl/biologie/biologie1.htm
**Vega voor Dummies:
-Vegetariër: Iemand die geen vlees of vis eet.
-Veganist: Iemand die helemaal geen dierlijke producten eet, dus ook geen zuivel, eieren en honing.
-Pescotariër: Iemand die geen vlees, maar wel vis eet.
-Flexitariër: Iemand die hoofdzakelijk plantaardig voedsel zoals groenten, fruit en granen eet, maar die dit afwisselt met af ten toe (kleine hoeveelheden) vlees/vis of gevogelte.
-Rawfoodist: Iemand die alleen rauw voedsel eet.
-Vagetariër: 😉
0 reacties