De familie Bentinck
Eusebius Bentinck is omstreeks 1540 geboren en stamt uiteraard ook weer uit een adellijke familie, anders was hij een vrouw als Sophia van Ittersum niet waardig geweest. De Bentincks bewegen zich als kameleons op het politieke toneel en weten keer op keer mee te kleuren met de vele veranderingen in macht en bestuur. Ze behoren dan ook al snel tot de provinciale elite, bekleden hoge bestuurlijke en militaire posities en onderhouden zelfs uitstekende contacten met het huis van Oranje.
In handen van de familie Bentinck maakt kasteel Werkeren gedurende 200 jaar een bloeitijd door (van 1562 tot ongeveer 1750). 

Eusebius leeft in de turbulente tijd van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Tijdens deze opstand tegen het Spaanse gezag hebben vooral de boeren het moeilijk, maar Eusebius komt ze tegemoet en laat hen tijdens de crisisjaren geen pacht betalen. Helaas wordt Eusebius niet oud, slechts 44 jaar. Sophia overleeft hem met 40 jaar. Ze sterft in 1624.

Het nieuwe normaal
Hun zoon, Hendrik Bentinck, wordt de nieuwe heer van Werkeren. Nadat zijn eerste vrouw is overleden, hertrouwt hij in 1616 met de weduwe Anna Beninga, een dame van Groningse adel. Hendrik heeft vanzelfsprekend ook een indrukwekkend cv vol hoge (overerfbare) politieke functies.
Interessant om te vermelden is dat hij van geloof moet veranderen om tot de Ridderschap te worden toegelaten. Moest Eusebius daarvoor juist rooms-katholiek zijn, van Hendrik wordt verlangd dat hij lid is van de gereformeerde of hervormde kerk. Na de Reformatie is dit het ‘nieuwe normaal’ en is de rooms-katholieke kerk niet langer leidend. Dit slaat diepe wonden bij de inwoners van Mastenbroek.

Godsdienststrijd
Tijdens de bouw van de kerk aldaar (ca.1369) zijn alle Mastenbroekers rooms-katholiek, net als de Zwollenaren en de bevolking in en rond Kampen. Na de Reformatie van Luther in 1517 begint het eerst in Kampen te rommelen. Dat jeuzelt zo enkele tientallen jaren door, met hier en daar een beeldenstorm (de rooms-katholieke Mastenbroeker kerk wordt in 1571 geplunderd), maar bereikt in juni 1580 een bloedig hoogtepunt als de Kampenaren besluiten dat de kerkhervorming in Zwolle te langzaam gaat.

Interieur van de N.H. kerk van Mastenbroek (1991).

Om hun gelijkgezinden daar een handje te helpen, vertrekt een groepje gereformeerde Kampenaren lopend naar Zwolle. Bij Wilsum worden ze opgewacht door Mastenbroeker boeren die niets van die nieuwe religie moeten hebben. Na wat woordenwisselingen en een paar klappen lopen de gemoederen zo hoog op dat de roomse boeren alle deelnemers aan de tocht naar Zwolle doodslaan. Ze trekken hun de kleren uit (die kunnen ze zelf goed gebruiken, want kleding is een kostbaar goed in die tijd), snijden kruizen over hun voorhoofden en gooien de lijken in de IJssel. 

De Kamper bevolking is woedend. Zodra ze horen wat er is gebeurd, wordt er razendsnel een expeditieleger opgetuigd dat naar Wilsum trekt en daar meer dan de helft van de huizen in brand steekt. Vervolgens stormt de burgermilitie Mastenbroek binnen. Iedere boerderij op zijn pad wordt platgebrand. De inwoners vluchten tot achter Hasselt en houden zich schuil in de moerassen van het Staphorsterveld. 
Nadat de Kampenaren zich terugtrekken, keren de Mastenbroeker boeren berooid, straatarm en dakloos terug. Al hun bezittingen zijn vernield. De mensen zijn zó arm dat ze voedsel moeten stelen tot ze het zelf weer kunnen verbouwen.
In 1582, twee jaar na deze ingrijpende gebeurtenissen, gaat de kerk in Mastenbroek over tot de hervormde leer. Maar het duurt nog jaren voordat er weer wat leven in de kerk komt. De eerste hervormd-gereformeerde predikant komt er pas in 1591 en de eerste kerkenraad in 1640.
Anno 2021 blijkt alleen uit de kleine nis achter de preekstoel dat de Mastenbroeker kerk ooit een bloeiende Roomse gemeente was.

Statusverhoging
Hendrik Bentinck op Werkeren maakt er daarentegen geen punt van om van geloof te veranderen en dat legt hem geen windeieren. Na wat carrièremoves weet hij het te schoppen tot drost van Salland, het allerbelangrijkste politieke ambt in Overijssel. Hiermee wordt hij een zeer invloedrijk man en onder meer president van de Ridderschap. Deze respectabele functie is alleen weggelegd voor de rijkste en voornaamste edelen. In 1628 wordt Werkeren een Overijssels leengoed, en dat is een flinke verhoging van de status van het kasteel, én van de ridderidentiteit van Hendrik.
Voor Hendrik is dit een mooie aanleiding voor een grootscheepse verbouwing. Militair gezien zijn kastelen inmiddels niet meer zo belangrijk en hoeven ze niet langer verdedigd te kunnen worden. Kasteel Werkeren krijgt rond deze tijd dan ook meer het karakter van een havezate. Hendrik maakt er vooral een statige, comfortabele buitenplaats van, waar het in de zomer goed toeven is.

Verzamelwoede
Na de verbouwing wordt Hendriks oudste zoon Wolf in 1632 eigenaar van Werkeren. Hendrik zelf heeft door zijn vooraanstaande positie en grote welvaart de smaak te pakken en stort zich op het verzamelen van havezaten, als een soort nieuwe hobby. Door er nog twee aan zijn bezit toe te voegen, kan hij bij zijn dood aan elk van zijn drie zonen een havezate nalaten, waardoor zij alle drie automatisch toegang tot de Ridderschap krijgen.
Wolf geniet niet lang van Werkeren. Hij sterft in 1638 op ongeveer 46-jarige leeftijd. Zijn vrouw Anna blijft achter met vijf jonge kinderen. De oudste zoon, weer een Hendrik (Hendrik-2), is dan pas drie jaar oud.

(Wordt vervolgd)

Deze potloodtekening van havezate Werkeren is een kopie van een onbekend origineel.
Getekend door G. Meijer op 26 juni 1929.

Rond 1847 verlaten de broers Hendrik en Jan Reuvekamp hun ouderlijk huis boerderij Reuvekamp in Dieze om te trouwen en zich in Mastenbroek te vestigen. Hendrik op boerderij ’t Werkel en Jan op Stokkebrand. De boerderijen grenzen aan elkaar en kennen dan al een eeuwenoude historie. Boerderij ’t Werkel begint in 1365 zelfs als kasteel. 
Als intermezzo in de Reuvekamp-geschiedenis duik ik in negen afleveringen in de geschiedenis van Mastenbroek, kasteel Werkeren en boerderij ’t Werkel. De plek waar mijn familie 175 jaar woont en werkt, tot ’t Werkel in 1993 plaats moet maken voor de nieuwbouwwijk Stadshagen (Zwolle). Ik vind het fascinerend om te ontdekken dat het boerenerf waarop ik ben geboren en opgegroeid zo’n rijke historie en zoveel verschillende gedaantes heeft gekend. Ik hoop dat deze geschiedenis ook u zal boeien.

Bronnen:
– Rijksarchief in Overijssel (1980). Oude luister in het Kerspel. Catalogus van de tentoonstelling over havezaten en buitenplaatsen rond Zwolle.
– Zwolse Courant, 1980 (datum onbekend)
– Deltapost, 15 augustus 1991
– Stichting Promotie Archeologie (2005). Havezate Werkeren. De Heren van Werkeren en hun kasteel. Zwolle: Stichting Promotie Archeologie

Oproep:
Heeft u een mooie foto van de kerk in Mastenbroek, van het interieur of misschien zelfs van het rk-nisje achter de preekstoel, en heeft u er geen bezwaar tegen dat ik die als illustratie bij dit verhaal publiceer, dan maakt u mij daar heel blij mee. U kunt hier contact met mij opnemen.

In onderstaand veld kunt u zoeken op naam of trefwoord:

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *